Focus: - hoorwoorden: woorden met aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw. (loepje p. 14) Luister goed naar de klank die je hoort en denk goed na hoe je die moet schrijven. - hoorwoorden: woorden met ng en nk.(loepje p.14) Luister goed naar de klank die je hoort en denk goed na hoe je die moet schrijven. Opgelet voor ngk dit komt weinig voor. - afspraakwoorden: woorden op d of t (Loepje p. 23) Ik maak het woord langer. Dan hoor ik het. Gemakkelijk bij grondwoorden, maar pas op voor afleidingen en samenstellingen waarbij je het woord eerst moet ontleden. - afspraakwoorden: woorden met open en gesloten lettergrepen of katten en berenwoorden (Loepje p. 38) kattenwoorden - verdubbelen: ik hoor 1 medeklinker na de korte klinker a, e, i, o, u -> schrijf een dubbele medeklinker. berenwoorden - verenkelen: ik hoor 1 medeklinker na een lange klinker aa, ee, oo of uu -> schrijf de klinker enkel.